VERZAMELDE GEDICHTEN. 9i
vernuft en de ontledingsmacht van Herman Poort, geloof ik niet dat hij mij omtrent het afgedane dichterschap van Verwey zal overtuigen, al kwam hij ook met de meest krasse ontledingen van valsche beeldspraak, onmuzikale taal, leegheid, verwardheid en hulpelooze verstandelijkheid, uit diens werk. Kloos, ay,.... daarover praten we wel eens nader.
Rustig schouwende en uit eigen gevoel concludee-rende, is voor mij de dichter Verwey, als een zeer uitzonderlijk man in al zijn eigenaardigheden gebleven; een in vele opzichten groot dichter met zeer ongewone denkersgaven. Het is juist Kloos geweest, die deze denkersgaven in Verwey scherp gehekeld en bespot heeft, en ik herinner mij ook een geleerd jurist, die eens een opstel van Verwey over geleerde Hegelarij heeft prijsgegeven aan felle belachelijk-making. Dit alles kan reden van bestaan hebben. Ik heb meer dan eens tegen Verwey gesproken. Hij kan zeldzaam hooghartig, kwasterig en vol waan doen. Hij kan heel kras oreeren en van uit hooge hoogte meten, passen en richten. Vaak schrijft hij dingen, waarbij men den glimlach niet van den mond heeft; van een eigenwijze, ingebeelde, strakke en sterk-zich-zelf-alléen-tellende zekerheid. Zijn dicht kan soms heel duister, gewrongen, hard, onmuzikaal, raadselachtig en zeer onklaar klinken. En toch, en toch is hij een groot dichter. Niet slechts geweest, maar ook nü nog. Niet in dit kleine opstel kan ik ontledingen geven van zijn stijl. Verwey's werk is een rijke bron voor zeer treffende analysen. Hij kan er de dingen zoo krom en zoo mal-deftig en zoo hoog-plechtig en zoo dwars uitgooien. Een venijnig vernuft kan zeer ostentatief smullen aan en fijn spotten met de duistere war-voorstellingen van zijn verbeeldingen. Men kan door zijn beeldspraak een licht doen schijnen, dat elk woord op zichzelf, elk zinsdeel, elke strophe en ieder rhythmedeel apart beschijnt, en men zal gebluft staan over de hoeveelheid stof, die dit werk ons schenkt om het neer te