V.
ALBERT VER WEI J. - I. VERZAMELDE
GEDICHTEN. - II. DE OUDE STRIJD. - III, HET BLANK HEELAL. - IV. HET ZICHTBAAR GEHEIM.
I.
De heer Albert Verwey heeft, naar men beweert en naar "men" ook kan waarnemen, een kring van dichterlijkeepigonen, jeugdige bewonderaars en blijhartige medewerkers om zich heen. De heer Verwey is reeds jaren middelpunt van dichterlijke beweging; dichterlijk middelpunt van dichterlijke beweging. Hij heeft jonge geleerde trawanten, die zijn dichterroem hooghouden. Des te opmerkelijker mag het heeten als uit de bent der jongeren één opstaat en zegt met fier gebaar: „Weg deze meester, hij zij niet meer."
Als ik het wel heb, is het de dichter en criticus Herman Poort, die onder de jongeren in zulk een houding staat tegenover den eenzame van Noordwijk. Onlangs althans besprak hij het werk van den heer Verwey en kondigde een studie aan over den dichter, waarin zal blijken, hoe het wezenlijke dichterschap reeds lang uit hem gevaren is. Men weet, dat Adama van Scheltema onder de jongeren, een gelijksoortig, zoo niet nóg veel scherper oordeel over hem uitsprak, en dat Willem Kloos, reeds jaren lang hetzelfde thema herhaalde: Verwey, de gevoeldichter, is dood, de verstandsrijmer bleef slechts over.
Met Adama van Scheltema ben ik het omtrent Ver-wey's dichterschap niet eens. Eerbiedigende het fijne