72 INTERI/UDIËN.
biedt viervoudig den wind
neigend een nijdigen nek: 'k zinge u; en 'k zinge u, o vlerken
die spant als den schoft van een trek-os, maar die teeder en licht
zijt als de vlerk der kapel; motor, 'k zinge u en ronk
in me-zelf als het dommelig ronken, ('lijk aan de deur van een bie-
korf gonst hommelen-ronk,) schuddend uw binnenst, en schuddend
de schuitë en schuddend het want-werk. schuddend als de aëm van den hengst
waar hij den meester verwacht; — 'k zinge u; en naar me in het brein
de begeerte van 't zingen bemeestert, duizel 'k als dronken, omdat
boud ik te zingen u durf".
dan is er allereerst allicht verbazing om zulk een saam-strengeling van gelijkklinkende allitereerende woorden en beelden:
gonst hommelen-ronk, dommelig ronken, 'k zinge u en ronk....
Maar luister en luister naar de vreemde muziek dezer verzen, lang en heel lang. Lees en herlees. Er is zulk een prachtig leven der verbeelding en der ziels-muziek in. Eerst moeilijk, vreemd en ook al te rijk, al te uitbundig____Maar het deert niet____het is van Van
de Woestyne, den grooten dichter, wien gij u geheel overgeven moogt.
III.
Al dadelijk ervaart ge: een pompeus boek, pompeus uitgegeven, pompeus gedicht, pompeus van opdracht (twee schrijvers tegelijk, Prosper van Langendonck en Emile Verhaeren zijn de toegewijden), met een pompeuzen „tabel des inhouds". — De Gulden Scha