63 ,AFWIJKINGEN״.
telling, realiteit, sensitief verbeelden en romantisch mijmeren, hebben de exotische bekoring van het groot talent des dichterlijken prozaïst. Het is een taal van verbeelden en beelden; een taal van kleur en glanzen, van half-licht en van duistere tinten.
!,uister naar deze evocatie____uit de schets „Stervend man". "De oude man zei, glimlachend als naar eene verte:
— Zeker wil ik spreken thans, o kinderen die aan me staart, en ziet hoe mat mijne handen lichten in mijn duister kleed, en zwijgt, en wilt niet angstig zijn; en gij, jonge menschen, die met verre kudden komt, een neurie-lied op uwe lippen als koele honig, en veel en bitter-zoet verlangen; en ook gij, vrouwen, die de vrome en zorgende blijdschap weet van de zoo-gende borsten; en mannen met rustend land-alloom, dat zwart geteekend staat, en schichtig bliksemend, op den hemel; en grijsaards, gij, die mijn wijsheid dragen wilt naar uwe wijsheid, als nieuwen druif naar ouderen wijn, o, gij die den ernstigen glimlach vreest, en den zoeten tevens.
— Zeker wil ik spreken, waar gij nader treedt, 't Geluid mijner stem gaat door de luisterende lucht, als hoorde ik een enkelen, laten hommel. — Ik wil tot u spreken, en zeggen hoe ik leefde, ik, die oud geworden ben, en nu 't sterven gevoel. En mij is een hope nog: dat mijn woorden zullen zijn als ploegen met blinkend hecht in uw hand, o, nederige menschen, en de herinnering mijner dagen, een zaden-dragende voren, voren, lijnend door uw herdenken.
— Zeker, wil ik spreken,____dit laatste;
— maar gaat even op zijde eerst; want ziet:
De getrouwe zeug van iederen avond, verlustigt weêr, met stil loopen van hare pooten in de veie daarginds, en laatste klaarten malve op hare huid, en wroetend met nijveren flodder-snuit in 't hooge halmen-gras, bij genoeglijk knorren, — verlustigt weer,..