55 HET DURE MOEDERSCHAP.
smart en elegie-armoe en elegie-ramp, naast elegie-geluk, — als wachters vóór de ontroering. De mensche-lijkheid ligt er klodders dik op, nóg dikker het effect. We raken niet achter de coulissen uit! En de natuur, de aarde waarop het boerenleven ziedt en groeit, onder de majesteit der geweldige herfst- of winterhemels, onder de donkering der dreigende winter-luchten, of onder de waseming van den goud-paarsen heet-gestookten zonnedag, — ze bekijkt haar stereoscopisch, plaatjes-achtig vermooid, gerangschikt en afgestoft, buiten het groote gerucht der levens-dingen en buiten het rhythmus van alle saamhangende cosmische verschijnselen. — Neen, de intieme romans-knutselarijen van de eerste helft der negentiende eeuw in Frankrijk, George Sand'sch van richting, taal en bouw, bewegen zich zot op het open veld. Daar, op de groote en naaktgewaaide ruimte der machtige velden, worden mode en salon-gracie, potsierlijk poppenspel van nietige wezentjes. Daar moet de zaaiende hand geteekend worden met een zwelling, een levens-trilling in de lijn die doet beven van macht en magistraalheid. — En Sand, die haar hooggehakte en gelakte klompjes leende aan de gannefachtige madame Gréville, die heel haar stijl en dictie en zins-wendingen zoo beminlijk navolgde vooral in de lyriseerende fragmenten; George Sand, zelf een hark stelend bij Balzac, en een boerenkar bij Flaubert, en
een wagenspoor nemend van Rousseau,____zou deze
landelijke dame, met haar Jeanne en Lilia, de psychologie der boeren-ziel, de psyche van den boeren-mensch hebben kunnen scheppen? — Belachelijk.
II.
George Sand schreef inderdaad als een instrumen-taliste, altijd mooi, mooi, onuitstaanbaar gestyleerd mooi. Ze schrééf het Fransch, zooals ik eens karakteriseerde het mooi gespróken Fransch: het is toch wel