47 DE GELUKKIGE FAMILIE EN EÉN VOOR ÉÉN.
juist brandend-overvol van een, dia ingehoudene en dè.n alles-overschuimende hartstochtelijkheid. Zijn er geen fijne wendingen en keurige woord-behagelijkheden als in Van Schendel's proza ? Stellig, ik zou ze u kunnen aantoonen. Telkens diep sentiment in den stijl en diep sentiment in de ontleding. Van nuchterheid is er alleen sprake in de zwakke gedeelten. Het borrelt en bonst in hem, het sproeit en spoelt over. Zijn algemeene stijl mist juist volkomen de schoolmeesterlijke effenheid en dorre, koude afgemetenheid, nauwkeurigheid en bur-gerlijk-gloedlooze gladheid die men hem wil toekennen. De plastiek is niet bet00verend of zoet, maar vaak toch van een klare pracht. Soms knoeit hij stuntelig, loopen zijn zinnen met haastigen tred over elkaar heen en dan plots staat zijn periode weer met een remmend beeld, van stoutheid trillend stil, in een zacht-schom-melend evenwicht. Hij heeft breedsprakige details als op pag. 19, van ״De gelukkige familie", boordevol beschrijvingen. Hij heeft allerzonderlingste woordverbindingen: neurie-siste, mopper-mompelde, peins-kijken, brom-fluisteren, brom-pruttelen, lichte-blauw-de, vliegstuiven. Een wezenlijk hoogelijk-iriteerend en uiterst onwelluidend gebrek is de gewoonte vele werkwoorden en substantieven het achtervoegsel: ig te geven. Ik zal eenige opnoemen: schrik&g, droomig, broeiïg, zurig, bangtg, bagatelKg, slap^tg, schaumg, kïllig, lacheng, stijwg, bruinig׳, prutsig, doodschig, flirteng, vriezig, hijgeng, gieche&g, palemg, klageng, schumg, zexmwig. De voorbeelden zijn uit deze boeken te verhonderdvoudigen. Deze woord-uitgang is dó.arom zoo leelijk, wijl hij niet als in ״zalig" en ״aardig" een natuurlijke klank-vervloeiing heeft met de lettergrepen. Maar overigens, hoe"vlagerig" iszijn bewegelijke hartstochtelijkheid niet! Bijna al zijn dialogen hebben dat heerlijke accent van levende onstuimigheid. Ze zijn meestal fel, raak, plonsend, hel en heftig van woord. Ik heb dit jaren geleden reeds volgehouden tegen een