38 DE GELUKKIGE FAMILIE EN EÉN VOOR ÉÉN.
Het karakter van Henk is, in zijn ondoorgrondelijke stugheid en bitse geslotenheid, beknopt en toch synthetisch weergegeven, vooral onder de cynische verbittering tegen de omstandigheden die hem beletten verder te studeeren. Bas, de achterlijke, lijkt in dit tragische gezin, waarin alles zoo droef zich ontbindt, de éénige wiens lotgevallen geen grootere bekommernissen brengen. Hij wordt een hartelijke, lieve, kalm-gevoelige jongen, die op zijn tijd ook zijn liefdes-idyl-letjes plaatst. Van het begin tot het eind is ons deze scheefgekronkelde loot van den stam Croes scherp afgelijnd voorgesteld. Meesterlijk heeft Robbers dit leventje, eerst in zijn achterlijke weerbarstigheid en later in zijn gemoedelijke innigheid, beschreven.
Ook Anna, het (dienst-)meisje, later de vrouw van Theo, is zoo zuiver-menschelijk geschetst. Hieruit ervaart men met welk een verfijnde vormgeving van typeerende psychologie en dus zónder analyse, mede het proletarische levensgevoel kan worden uitgesproken in een dóódsimpel menschenzieltje. In Eén voor één heeft Robbers ook gepoogd, met een dieptastende intuïtie, de argelooze cosmogonie van de zwaarzieke mama Croes op te bouwen. Ik merkte reeds op hoe voortreffelijk mama Croes is beschreven in haar uiterlijk gedoe en in de naïeve verwarringen van haar innerlijk wezen.
Merkwaardig hoe in deze twee zéér omvangrijke boeken, die soms wel lijken een aanéénschakeling van feestjes-en feestenbeschrijving, vol heet gedruisch en rumoer van het woelige familie-leven, telkens tegenover het lawaaierige en drukke, beschrijving en aanvoelingen worden gesteld van vereenzamelingen en doodskwij-ning. Robbers geeft deze als een soort van inkeerende, innerlijke biechttoestanden. Zoo bij Jeanne, bij Theo, nu en dan bij Croes, ten slotte zelfs, op naïef-kinderlijke wijze, bij Emma. Na haar eerste groote ziekte voelt zij zich toch verzwakt en verslapt. Zij, altijd levend in