32 DE GELUKKIGE FAMTT.IE EN EEN VOOR EEN.
prooi, met cierlijke bochtjes voorbij. Jeanne maakt er een eind aan en verklaart, tegen beter weten in, dat zij op Driebeek niét verliefd werd. Als Jeanne, op dezen heugelijken dag der offering, een briefje ontvangt van Croes dat Emma weer ziek is, gebruikt zij deze gelegenheid om de plaat te poetsen! Zij houdt op pag. 135 echter nog eerst een zonderling-zielig speechje over de onsterfelijkheid, in de hoedanigheid des oordeels die der stelligheid is, gesteldheid of stelling welke zich laat ontkennen,.... gelijk deze novellistischT philosophische fraaiigheid, met de potsierlijkheid der Bolland-terminologie, zou aan te duiden zijn. En toch klinkt er veel fijns en innigs in dit beschouwinkje van Jeanne, als men maar den psychologischen oorsprong opsnort. Veertien dagen nd haar vertrek, ontvangt Jeanne een brief van Gonne, dat deze verloofd is met Driebeek. Zij zwijgt en denkt naar wij hopen,.. .. dat alle verbinding de smart der scheiding tot gevolg heeft. In haar eenzaamheid groeit Jeanne's liefde voor haar zorgelijken vader, vooral né. het overlijden van moeder Emma. Zij geeft zich weer geheel aan het huishouden, al blijft in haar leven het pijnlijk verlangen, het smartelijk gemis aan innigheid, een soort schaamte over haar mislukte vrijages en de luwende herinnering harer zomerverliefdheid op Dirk Driebeek. Maar ook dié had haar versmaad. Jeanne, ouder wordende, voelt de verschrompeling van heel haar wezen. Zij acht zich geen kus meer waard en zij ademt in een voortdurende, schuwe gespannenheid. En toch, innerlijk jammeren over haar ongelukkige liefdes, doet zij niet. Roerend beschrijft Robbers dit op pag. 205 in Eén voor één, waar hij laat uitkomen hoe Jeanne's mislukte liefdesavonturen, niet als afzonderlijke rampen door haar worden gevoeld, wijl zij het diepe besef heeft van eigen minderwaardigheid, van terécht achteraf gezet te zijn, van nu eenmaal niet te behooren tot de gelukkigen, de gloriefieerenden in de waereld, maar tot hen die