IO DE GELUKKIGE FAMILIE EN EEN VOOR EEN.
bijééngebreide boeken waren, door en door burgerlijk-muf, fabriekmatig koud en kil, zonder een sprank schrijf-talent neergepend. Behoudens eenige uitzonderingen heb ik over de wezenlijke, diepe schoonheid van deze twee romans, geen enkel woord derzuiver-schattende bewondering gelezen welke zich losmaakte van de conventioneele nonsensmeeningen, dat alleen in het buitenland groot werk kan bestaan. De vloek van onze Hollandsche critiek-keurderij is, dat de zoogenaamde Hollandsche voorlichters niet vrijuit bewonderen diirven. Van het buitenland, nu ja,____dat zal
wel groot zijn. Maar hier in dit kleine, enge landje, groote geesten, groote scheppers ?____Een bulderend-lomp
gelach bralt u tegen. De misselijke smalers op Holland's achterlijkheid, beseffen zelf maar weinig van hun eigen potsier lij ken en opgeblazen waan. Maar het pubhek? Kom Bernard, groote Bernard, kom Willem, kom Klaas, kom Jaap!.... Fop het eens, terg het eens, overbluf het eens met jelui "vernietigingen"!
Wat? „Dor" en „droog", dit prachtig-bloeiende, rijke en diep-ingevoelige,.... dit wasemend-menschelijke boek van Robbers "knap", zorgvuldig geschreven, eerlijk en "goed" werk ? Wij beschateren jullie kleintjes-houdende, goedertierende, malpedante en droef-gewichtige zeurderijen. Dit is gróót werk, op vele plaatsen psychologisch oneindig veel zuiverder dan Zola en van een levensdriftige, hartstocht-hevige volte, die ons oversproeit en oversprankelt. O, zeker brave heden, edele voorlichters, gij hebt óók gezegd dat deze twee boeken zoo knap, zoo rijk-beeldend en zoo mooi waren; gij hebt óók beweerd dat dit werk tot het beste en zuiverste realisme behoorde, van onze literatuur der laatste jaren. En toch, ik verkondig het met nadruk en klem, hebt ge van het diep-in groote van dit boek, i)
J) Evenmin als indertijd van het schoone „Armoede" van Ina Boudier—Bakker.