120 HET ZICHTBAAR GEHEIM.
Tout suffocant Et blême, quand Sonne 1'heure, Je me souviens Des jours anciens Et je pleure.
Et je m'en vais Au vent mauvais
Qui m'emporte Decè, delk, Pareil è la
Feuille morte.
Vindt ge zóó ooit iets bij Verwey? Nimmer. Het morendo der zingende woorden, het schimachtige der plastiek.... hij kent het niet. Plaats er eens een visioen tegenover van den Hollander:
Vizioen op Boschwijk. Binnen de donkre cirkelmuur, Met riet gedekt,
Van voren open naar het uitzicht toe
Van weiden onder 't zwaar gebladert door
Van weerzijds linde en eik,
Zit bij en leest.
Erachter is de kom,
De zwarte vijver,
Waarrondom linden staan.
De grijze dag is over 't weiland zilver,
De leeuwrik rijst, de koeien grazen,
De verre horizon leeft roerloos-rijk, —
Hij leest en schrijft.
De blaad'ren achter hem zijn vol gesuis, Het water vloeit omhoorbaar saam, De donkre schaduwen zijn vormloos stil, — Hij zit in schaduw en hij schrijft en peinst. En stilte en verte en scheemring en geluid
Vloeien ineen tot woorden......
Hij peinst en schreit.
Het zijn stellig geheel ongelijksoortige ziels-stemmin-gen en door haar innerlijk verloop ganschelijk onvergelijkbaar. En toch, hoe klaar wordt het verschil van