HET BLANK HEELAL. iog
De baskische baret kleedde u zoo jeugdig. Sierlijk Begon uw aanspraak en ge waart verbaasd Toen aan mijn tafel u een jonge vrouw Verwelkoomde. Op mijn kamer wachtten u Boeken die gij niet kende, de oude en nieuwe Dichters van Holland, een gesloten rij, Bescheiden, toch niet pover, en mijn trots Sprak tot u toch niet vreemd: gij voelde u neigen. En heel dien winderigen dag en gaand In de avond overtoog u 't vol gevoel Van kracht en schoonheid, door uzelf gediend, En ook gehuldigd in dit huis aan 't strand.
Vindt ge dat geen snoeperige poëzie-kroniek van alledag-feitjes, in rijmlooze schoonheid, maat-zwaar van gang en rhythmus, tot woorden-reeksen bijeen-gedrongen, woorden waaruit een adem "klank"-gestal-te "boetseert" ? — !,et op de innige huiselijke teederheid van dit tafreeltje, de bijna idyllische befluistering der knussigheid. Een nuchter vraagje weer: Reed de slanke gestalte voorbij, of reed de tram voorbij, waarop de slanke gestalte? De heer Verwey "staande op 't trapje", groette hem!
Hoe verrukkelijk van slanke klankgestalte deze mededeeling: "staande op 't trapje, groette ik u". En die opmerking over de „baskische baret" „kleedde u zoo jeugdig". — Zie, er is een ontroerings-graad, waartegen zelfs de goden niet bestand zijn. Bij zulk een klank-zin huilt de gansche Olympus. — Voelt ge diep, lezers, die binnen-dwarsche kronkeling, die koel-warme knussige gemoedelijkheid, die poëtisch-ondergedompel-de innigheids-expressie in den bouw van iedere strophe?
____„Op mijn kamer wachtten u boeken", (voelt ge
het reciet, de smeltende sleepkracht van rhythmisch accent).... "die gij niet kende, de oude en nieuwe,... dichters", och, neen, Dichters, met een hoofdletter, want het is een poëem dat ge leest.... „Dichters van Holland, een gesloten rij".
Voelt ge de bittere fijnheid dezer sobere vertelling ?