het blank heelal.
te liooren en te zien",.... zoo kreeg ook ik soms dezelfde oog- en oorlooze verlangens, lezende met mijn "hoofd" Het Blank Heelal, den nieuwen dichtbundel van Albert Verwey. Hoort den nuchteren, braven burgerman-dichter, den fatsoenlijken, trouwgeestigen Hollander:
Wij Beiden.
Brief aan een vriend. Wij hebben bei den adem die het woord Boetseert zoodat uit klank gestalte wordt. Nu gij dan in uw bergen blijft wijl ik Aan 't zeestrand wandel, zal ik woorden scharen In zulk een orde dat, door u herhaald, Hun klank mij zal doen leven, mij en u, En wij tezaam zijn langer dan een dag.
Dat is een philosophisch woordkunstig saamgedrongen vriendschaps-inleidinkje, van een verfijnde idealiteit, die u doet snuiven naar den oorsprong dezer geur-zoete gedachten-specerij. Niet waar, hoe voornaam, "adem" die boetseert, en "gestalte" uit klank perst, en dan het droeve feit dat ze, de vrienden, "zij beiden", niet bijeenkomen, wijl één aan het zeestrand blijft en de ander in de bergen. Slechts eene bevreemding. Blijft de vriend in de bergen, wijl (terwijl) de vriend Verwey aan het zeestrand wandelt, of kon deze vriend ook in de bosschen dolen, of op een meertje spelevaren b.v., al bleef vriend Verwey aan het zeestrand? Zoo iets interesseert ons enorm! Er staat letterlijk en rationeel, dat de vriend in de bergen blijft, wijl (terwijl) vriend Verwey aan het zeestrand toeft, dus.... zou Verwey b.v. gewandeld hebben in het Vondelpark bij maanlicht, zou vriend (terwijl) niet in de bergen gebleven
zijn. Edoch____dit zijn kleinigheidjes. Goliath zuigt
niet op een haagsch hopje, maar vreet de bloedige stompen van een halven os af! Na het inleidinkje dit:
Een grauwe zomermorgen toen uw slanke Gestalte op 't platform van de trem voorbij Mijn huis reed: staande op 't trapje groette ik u.
108