IOO DE OUDE STRIJD.
door het dor-verstandelijke, het mooie door het leeüjke gemengd is. Een psychologisch raadsel, dat iemand op één pagina zinnen kan scheppen van klank, van pracht -plastiek, van ingehouden teederheid, van streelend-zangerig geluid, en een andere pagina in de stroefheid en hakkelende klankloosheid van zeer leelijk proza laat verdorren en verloopen.
Voor mij echter werd de conklusie toch vreugdevol. Dr. Bastiaanse mag hem toenmaals vernietigd, den pieterigen indruk van zijn, zich aan grooteren omhoog slepend figuurtje ons voor oogen gesteld hebben, — voor mij blijft Verwey een dichter die zeer schoon werk geschreven, maar naast de schoonheid, in proza en dicht, ook zeer veel leelijks gegeven heeft. Dat ik in hem geen groot werker zie, en ook geen schepper van groote kunst, is duidelijk. Dat ik niet bewonderen kan uit grooten innerlijken drang, zullen velen nu begrijpen.
En voor ieder die weet, dat wij allen, over elkaar oordeelend, in laatste instantie niets anders doen dan subjektieve meeningen zeggen, zal dit ook wel te verdragen zijn. Wagner is verguisd en opgeheven, voor prul en genie uitgemaakt op dezélfde oogenblikken door onderling éven begaafde kollega's. Verwey heeft zijn vereerders; men gunne ook de afdingers op zijn "grootheid" een ademhaal!
III.
Zooals Willem Kloos, in zijn Veertien jaar literatuurgeschiedenis, deel II, in een uitvoerige karakteristiek van den dichter Verwey o. m. zegt: „Want ik tenminste zou geen naam weten te vinden voor die zes-en-twintig laatste bladzijden, waar het oorspronkelijke werk mee sluit. Te beginnen met de vijf Idyllen is 't een gebrekkig gestamel, ongelooflijk zoo geknoeid, waar oogen en ooren het hoofd bij verhezen en waar het hoofd oogen en ooren gaarne kwijt zou wezen, om niet behoeven