73
één der Paard-in-de-Schout-beschimpers zich op hem werpen, omdat hij zelf zoo een brutaal prevelement had en een sla-bek voor tien, vol wreed en wrang gevloek en gedreig. Paard-in-de-Schout werd bezeten door een speelsche manie, om alle beginletters van woorden, als hij er maar évens kans toe zag, te verwisselen.
— Sau, G-auje M-ans,.... zei hij, terwijl hij bedoelde Mooie Gans. Zelf vond hij zijn letter-wisselingen dol-grappig, vooral wanneer ze de kluts kwijt raakten en hem niet meer verstonden. Dan lachte hij zijn kop bietenrood.
Stijn had kortaf gedag terug geknikt. — Zoo'n kwin-kert, zoo'n pooier, dacht hij minachtend. Nee, zoo'n nasser-beroep nooit. Hij sneed zijn wijf liever gemoedereerd den hals af.
— Ik stoa je proamis mit je oal____ fenacht.....
s-e tegge.... as je____w-auje.... m-oar hep....
— Poard-in-de-Schoiit.... moak je pleite____ je
f'rfeilt rnaèn,____ viel Stijn norsch uit.
— Hou je f'rdekt Mop.... ikke sm-ie je z-oel____
ik.... n-ot je m-iet. —
Willem gierde om het trage besef en het sufferige wan-gezicht van Stijn. Fijn, zoo een bakkes-dat-niet-snapte. Stijn trok speelsch zijn snor-punten den mond in, bleef wrokkig zwijgen.; Van zoo een pias begreep hij geen duit. Was er iets voor den Bul; die zou hem wel bij den staart trekken; die zou den schooier wel naar lucht laten hijgen. — Ging daar Geert niet, de gesjochte Geert, die altijd zwendelde met marktgeld en nooit een baas betaalde? Dat was nou een ״effetief deurgeferneerde" boef____soo'n verwilderde bloedhond ...
Vlaggen waaiden een kleurig-wapperende drukte in de Willemstraat onder den wolkerigen hemel. Er dreigde onweer en regen, en valsche zonlicht-uitgietingen over straten en huizen, verwelkten najaars-