65
grausig____ jei hep ereis auk wel ereis slinger gefreite!____je laakt t'r wel 'n kesse-me-jeu....
De matroos keek beduusd, zocht naar naam en wijf in zijn herinnering.
— Nei____dèt ken ik nie kroppe____Wèt hep ik nou
èn de hènd!.... kê je Annemie niet meir____ Annemie uyt de Orènjestroat?____nou, die kachel brènt....
segge d'r seife stomme te g'laak!____ kaak saèn is
kaake!____goa ik 'r an?----
Plots schoot bezinning bij den matroos terug.
— Nou hep ik je mins!----
— Hou fèst____ spotte een uitdraagster met haar
handen op haar heupen, de armen als hengsels.
— Annemie van Arie-stront-an-'t-sweepie.... Nou
hep ik je.... f'rdikt____ 'n goeie naam is beter as
olie____die drijft nie weg ....
Met een gullen lach sprong hij bij en drukte zwaar haar handen. —
Neeltje lachte tegen den knappen matroos die er zoo frisch uitlichtte met zijn blauwe jas, gouden knoo-pen en witten branie-kraag.
Al de vrouwen babbelden nu wat met Teun van den Haarlemmerdijk, prettig beroerd door zijn volle stem en zijn zeemans-gullen lach. Hij lei iets zonnigs open in hun hart, als zomervruchten in een ziekenkamer. Het was altemaal open leven, frisch en frank. —
— Het is hier nog desellefde saaite.... lachte zwaar zijn stem weer;.... voor 'n bloote riksdaalder sou ik hier nie weer terug wille.... De wind komp hier dwars op je af .... je.... ruikt niks as bakolie ... en fan bove en fan beneje hoor je niks as geroep en gekakel____Dan lieferst an de suidsei stijf____
Hij lachte en zijn oogen vonkten van de pret.
Annemie lachte mee en de andere wijven ook. —
Neel verknutterde zich in zijn wanne, zangerige
De Jordaan 5