29
ze de kade af. — Een kwartier later jakkerde de aalmarkt weer voort alsof er niets gebeurd was. — Juweelen Bet Dij haar bloed-emmer en aal, zong weer rauw:
Liefe moeder.... wil nie wèine Wént uw saun is klassioan....
Bij iederen sentimenteelen uithaal kerfde ze dieper het mes door de glibberbuik der beesten, die haar hand drie-viermaal o-mkronkelden. Over buik en rugvin vilde ze de aal, met één duim-breeden ruk, en smakte ze gekerfd bij de andere in den emmer, waar de donker-groene slangen, als doorschijnend, kronkelden in eikaars bloed. — De uitventerij van de jollen klonk dringender óp, in het sterker aanklarende licht. Over den IJ-stroom rilden goud-glanzen, en een zee-achtige watergeur dampte naar de oevers. — Vlak bij Stijn, op een klus, stroopten meiden met vermiljoenen en groene jakken, aal en smeerden de dadelijk slinkende vellen op de emmer-randen af. —
Stijn, Ouwe Droppel, Rolrug, de Bul, Bram Halve-zool, Oranjekers, Zwarte Aagie, Mie Plat op Plat en Hannes de Stijve, stonden weer op den grooten steiger bijeen. De angstige dooréénkrioeling van al die donkere lijven leek verzonken, nu de jonge dag over kaai en spiegelend water begon uit te schijnen. Geen woord meer verkibbelde het klusje over de woeste vechternij. Wel was er gemopper, gedrens en gevloek tegen de slechte negotie.
— 't Is d'r feur ons saurt gedoan____wa jei Halfe-
saul?____
— Nog 'n hèppie de heile oal-bedoening.... kaak wèt 'n woèr.... 'n schilderai.... en nie ein die d'r slikt...
— Hei Gaès!____ mènne.... doar hei je Merk
Hoera!. ״.. bi je los? .... Hei Gaas Hoera!.... lös? ....
— Nog 'n hèppie____ ikke wou se wel feur d'r