IS 6
jauwenden klank van haar stem, zich-zelf aanklagend als een lafhartig brok creatuur, was nu al zijn hartstochtelijkheid tot den grond toe afgekoeld, zou hij eerder zichzelf de polsen doorgebeten hebben, dan haar lichaam aan te roeren. Anders, los-storming van een wild wellust-gevoel in hem, door een physieke overmacht op haar üitgeworsteld, al heftiger en geprikkelder opgejaagd door Neel's afweerwoede en haar sarrend-koude onverschilligheid; al feller aangevuurd door haar uitgespogen haat voor zijn verrottend lijf en weerzin tegen zijn beestelijkheid. Nu leken al de brandende driften voor haar wezen wéggevloeid, was er niets over dan de kou, de verschrikkelijke kou van zijn moord-kracht. Plóts, met een kil-heete rilling, die hem weer veranderde van wezen, zakte de gewaarwording van zijn innerlijk versteenen voor ieder wezen en ding; begon hij hevig te beven en te huilen, uren lang.... zonder dat iemand begreep waarom. Dan dacht hij met goedige hartelijkheid weer aan Piet Hondepoot, aan Jan Hane-lap, aan Kee de Kale, aan de Nolletjes en Willem Hompie uit de Wijde Gang, aan zijn broer Karei, aan Neel, en vooral aan zijn eigen lieve kroost; zijn Daantje en Sientje met
haar bleeke smoeltje____Dan voelde hij zich heerlijk
opgelucht, gered uit een vreeselijk gevaar, verafschuwde hij de domme woede van zijn wraakzin. Nou vloeide er weer warmte naar zijn menschenhart, kon hij weer alles verslikken wat ze hem te verduwen gaven. Als hij nou de blommenmeisjes rond de kroeg van Moeke, of van Zwarte Jans, ontmoette, dan kocht hij ze met een kwinkslag en een haberdoedas los. Nou was hij weer een halve broer van iederen bedelaar, schooier, gavver, kroeghoüer, een halve broer van het uitvaagsel der menschen. Nou kon hij zijn flok van zijn gat missen, voor wie er om kwam. Nou had hij