53
lijksten vechter van den Jordaan maakte, veel wreeder dan Karei; die hem in monsterlijke koelbloedigheid deed verminken, zóó ergerlijk-gevoelloos dat zijn hardhandigste en wraakgierigste makkers er van verstomden. In dién toestand, werd hij vijf minuten nuchter van onmenschelijk wreedheids-verlangen en totaal angstloos voor alle gevolgen. Koel-gelaten, door geen schijntje idee aan iets meer gebonden. Hij meende dan alle kracht van zijn schrikkelijk-verboosaardigd wezen in één daad te kunnen verspillen. Hij zou Neel de huid hebben afgestroopt, zooals hij het zijn aal deed, in koelbloedigen moordlust. Die menschelijke onbewogenheid, het koud-onaangedane voor ieder schepsel en iederen toestand om hem heen, doorschouwde hij geen oogenblik met eigen bewustheid, al leek hij de vijf minuten, tijdens de losklautering van zijn misdadigste driften en wreede instincten, helderder, koel-rustiger van inzicht dan ooit. Deze verstandsverbijstering in zijn wezen, scheen door afstootelijk-koele kracht, juist alle vermoeden van tragische krankzinnigheid af te weren. Hij kende de duivelen niet die de drankzucht zijn lichaam had ingelokt, zijn verschroeiden geest omlegerden en ׳grillig speelden met al zijn driften en neigingen. Nu, in den toestand, was er één kou in zijn binnenste, een kou die versteende, die zijn bloed in zijn lijf deed stollen. Bij gewone dronkenschap was hij meestal puffend benauwd, verhit en de keel droog uitgegloeid. Was zijn maag een vuur-ketel gelijk, die vlammen naar zijn keel en hoofd toewoei. Dan kon hij den volgenden morgen zichzelf stijf vloeken en bezwoer hij bij hemel en hel nooit meer een droppel vuur met de tong te zullen afzoenen. Ze moesten hem dan maar voor altijd op de keien laten dansen.... het sjokte hem lauw. Dan wou hij wel knokken, maar alleen als het niet anders kón.