139
keel. Thijs' vrouw moest ze al gauw loslaten omdat die haar in de lies trapte en in de handen beet. Maar vrouw Burk kón ze niet loslaten, al rukten de menschen haar uit elkaar. Ze drong, stuipend van drift, vlak op haar lijf en sloeg Stijn's moeder tegen een trapstoep aan, in hevige vaart. Alle omstanders stoven op zij en niets anders meer deed Neel, dan huil-gillen,.... blind van hysterische gift en wrok....
— Nou saü de Braufersgrècht in, adder, mit maan d'r bei....
De obsessie omschroefde haar keel, ze wilde niets anders dan samen het water in____
Beteuterd had Stijn Thijs weer op de beenen gezet, en totaal nuchter van schrik rende hij naar zijn krankzinnige Neel toe. Het werd een bang opdringen en een angst-geschreeuw om hulp. Nu wilden de omstanders ook Neel tot bedaren brengen en moeder Burk, lam van schrik, uit haar zenuwgreep los-werken. In Neel's driftoogen gloeide zoo hél een vernietigings-drang, zoo waanzinnig en buiten ieder besef van menschelijk-heid, dat de omstanders voelden tusschen beiden te moeten treden. — Thijs was weer toegeschoten, wilde de lijk-groene, over haar heele lichaam trillende Neel neertrappen, maar zijn vrouw met tragische huilstem, schreeuwde:
— Thaas, brèn je hènde niet... se isser achtmoans... de doerek brengt je gemoedereird op 't raue dorp....
De slagen met de pantoffel-hakken brandden nog als gaten in zijn kop. Zoo een nihiliste-wijf had hier nog nimmer rondgesprongen. Hij haatte Neel, haatte haar met een drift en een gift die hem half blind sloegen. Weer knalden schandtermen over en weer, volgde een ontscheuring van intimiteiten, gretig opgevangen door de banger-omdringende buurtgenooten. Eindelijk kón Neel niet meer, was ze kreetloos in elkaar gezonken