ng
lings-maal. En toch was dat genot, griende ze van een soort geluks-vreugde. —
Ze woonde op een knus eerste-verdieping-woninkje, in de Westerstraat, voor en achter. Het heerlijkst vond Neel daar de Maandagsche marktdrukte, vlak voor haar glazen, het levendige gekrioel van al de koop-gasten.
Zoo leefde ze toen al bijna drie jaar getrouwd naast haar rustigen Jan, die al haar nukken duldde; haar babbellust en woeligheid verdroeg en zijn warmste goedhartigheid om ieder harer weerbarstige daden heen-paste. Maar Neel bleef zelfs gejaagd en onrustig in haar geluk: haar drie kinderen, haar kraakzindelijke woning, met !mooie meubeltjes, naar-je-toeglanzend van onderhoudenheid; Jan's ruime verdiensten en innig-aanhankelijke huizigheid. Het allergezelligst waren Neel toen, de Zaterdagavond-kuierijtjes langs de Prinsengracht, hangend aan Jan's arm, zich voelend in veilige bescherming onder zijn kalmte en bezinning. Al wrong ze zich los van alle betamelijkheid, al schuimde het in haar van een ontembare leeflustig-en leefdriftigheid,.... hij, haar beste Jan, hield koers en bekoesterde haar met lieve aanmaningen. O! die Zaterdagavond-wandelingetjes zou ze nooit vergeten. In den Jordaan rumoerde dan al vroeg, een heerlijke gezelligheid, een woelige Zaterdagavond-drukte die haar altijd zenuwachtig verblijdde. Tot in haar nerven joeg er dan iets hittigs door haar heen, iets dat ze wel uit haar knuisten wou stampen. —
Het stangen-licht op de Prinsengracht, van al de groote en kleine winkels, lokte de Jordaansche vrouwen en meisjes. Hel omgoten van avondschijn en gouden gloed stond daar het verleidelijkste moois voor hun oogen uditgestald. En het wasemende goud óm de voorwerpen heen. Je kon geen voet vooruit steken