ïi4
langde ze hittig naar een rammeling van Mooie Karei! Als hij haar dan niet zoenen wou, zou hij haar dan maar slaan. Alles beter dan die onverschillige over-het-hoofd-zienerij! —
Nou leek ze een opschepster met haar gele schoenen met strikken en de licht-blauwe blouse.... De winkel van de Mof in de Willemstraat, was toch wel tof.... voor mooie koopjes....
Alleen, het wrevelde huilerig en woedend in haar, dat Karei ook van haar trotsche voorbij-schieten geen notitie nam. —
Alle soort van jongens drentelden en leuterden met praatjes om haar heen, alleen hij ,scheen nooit te zien, nooit te zien met zijn oogen die sloegen en zoenden precies zooals hij wou. Hij scheen nooit te zien haar hooge leest, haar vracht goud haar.... haar blonden kop .... haar oogen en haar vel. Er was niet
één meid met zoo een huidje____Daar ging hij, lange
Karei, Mooie Karei, als een onverschillig beest, lachend
tegen Neel Terwee, tegen Juweelen Bet, tegen Lien.....
tegen de heele wijven-wereld!..... behalve tegen
haar.... O! dat schampte en sneed haar ijdelheid, dat kwelde en vergalde haar heel jong leven.