112
dringerige stem, tegen Huib's rust in, die voortging, doodkalm:
— Je beflekt je maèd.... mit je grausighaèd----
je sticht feur je aège kwoaje dinge .... je blaaft niet onbedrauge maad.... loa je dèt gesegt saan fèn 'n oufe swerrefer....
— Kraag 't klèploaserus!____ vloekte ze.
— De histaurie fèn 't wolf en de rèm maad.... die d'r maui wil saane, mot paèn laaje!....
— Sau.... breng je bakkes hierhein, dèn kraag je 'n filter....
— Pèng!____ spotte Huib, even er tusschenin zijn
kom leegslurpend,.... pèng! sau'n maadeklauw doet goar gein schaaj!....
Nel, stil en beteuterd om den flap-uit-mond van Corry, wou niets zeggen en niet vragen waar ze nou eindelijk vandaan kwam.... In één maand tijd had Corry drie fabrieken aangehaakt en weer losgelaten. Op een cartonnage-fabriek, op een corsetten- en op een sigaren-fabriek had ze zich aangeboden. Maar ze was van alle drie weggeloopen. Ze kon niet tegen het bevel van niet praten, niet zingen, niet dollen.; Ze wou snateren als ze er lust en dansen als ze er trek in had. Ze wou liefst slenteren, hangen blijven, hier en daar en overal. Heel lang achter de orgels en dan op jool, met de vriendinnen van de vroolijke buurt, een woesten kuier slaan dwars door de stad; met de oogen al de mooie winkels van Kalverstraat en Nieuwendijk gretig leeg-plunderen. —
Voor Corry bestond er maar één ding, naast haar aankruipenden hartstocht voor en smartelijke jalouzie om Mooie Karei, — dat was pronk en mooie kleeren... Het kapsel als Heintje Punt, maar dan nog fijner, ״geklofter" dan die moest zij voor het licht treden. Om de „ui", dikke fluweelen banden, de achtervlechten