io8
ze haar zagen voorbijgaan. Ze had lef, veel lef, als een kerel en ze was voor den dood zélf niet bang. Ze verspilde haar driften en hartstochten niet en bleef koel-nieuwsgierig haar eigen grillen bekijken. Haar koud-erotische natuur kende alleen voor enkele uren zinnelijke verlangens. En haar lichtzinnigste daad tierde nóg in onverschilligheid voor het genot. Toch vonden de meiden haar ״groosig" en dwars, en geen vijf minuten was ze in het gezelschap of ze kreeg met drie van de vier ruzie, wreede, scherpe ruzie vol venijnige woorden en zure verwijten. Ze had altijd de gewoonte, zoo onder het heftige, radde ratelen door, haar handen aan de kousen aftevegen. Dan tilde ze even hoog de rokken op en ontblootte haar schoon-gelijnde kuiten. Het ging vliegens-snel, op en neer, maar de jongens hunkerden naar die vrijpostige beweging en de meiden vonden het vies-aanhalig. Dan lachte Corry hoonend en deed wat ze niet meer laten kon. Telkens had ze een nieuw stel jongens om haar heen, die vurig lasterden van en misgunnend babbelden over de vertrokkenen. Want al werd Corry, aan het eind, door de jongens vervloekt, haar verschijnen lokte altijd weer nieuwe liefhebbers, sloeg een rilling van hartstocht over hun begeerende wezens. — Ze stond kaarsrecht Corry, toch hol van kruis. Haar ranke leest lijnde prachtig óp naar de mollige, ronde, niet te breede schouders. Ze droeg iets mee in het lenige lichaam van heel jong meisje en ervaren vrouw tegelijk, zooals haar kijken ook was, van een kind en van een rijpe vrouw, vol dubbelzinnige gedachten en argeloosheid dooréén. Haar heupen verwiegden iets wellustigs onder het gaan. Alles was fijn en rank aan haar. Een witte, bloem-blanke huid en hals en een gezicht van trotsohe, heerschzuchtige mooiheid. Een geweldige golving van blond haar, in overweelderige dikte saSmgeperst op het hoofd gaf den