90 GROOTE FIGUREN
Ook Dr. Hoogewerff erkent in zijn boek ״De ontwikkeling der Italiaansche Renaissance":
„In hare gevolgen beteekent de Renaissance een gansch andere verhouding van den mensch tot de hem omringende natuur en in verband daarmede een gansch nieuwe bewustheid van zichzelf. Dit is de Wedergeboorte".
En dit:
„De Renaissance heeft behalve, maar vooral bóven dit alles een geestelijke strekking. Zij beteekent het moment, waarop een langzaam proces van trapsgewijze geestelijke ontwikkeling het hoogtepunt bereikt in een nieuwe opvatting van het leven. Dit moment is een historisch factum, maar tevens méér dan dat, in zoover het zich, als inzicht, herhalen kan en herhaalt voor eiken geest (van ׳volk of mensch), in welken de bedoelde ontwikkeling zich nog niet voltrok.
Dus méér dan een historisch factum.
XII
Prof. Huizinga, alweer, speelt gaarne het antagonisme (de handhaving der Middeleeuwsche cultuur) tegen de Renaissance uit. Hij vat saam: twee grondeigenschappen van het Middeleeuwsch denken, formalisme en anthro-pomorphisme, verflauwen heel langzaam.
De Renaissance ontbrak alle hooger sociaal gevoel. Ze was in het maatschappelijke al bijzonder onvruchtbaar. Tegenover de Middeleeuwen constateeren zij „historische denkers", in verband met godsdienstig-sociaal besef, „eêr een stilstand dan een herleving". Zoo preekt Professor!.. .
Yoelt ge de bloedige ironie, tweedehandsch-denkers, met uw Her]oving en Meuwen Tijd; met uw individua