OVER FRANCISGUS VAN ASSISI 77
mét het z.g. objectieve feitenmateriaal als grondslag vermengd. En deze geschiedenis van tijdgenooten, deze z.g. objectieve geschiedenis van stoffelijk en geestelijk volksleven, moeten wij (zoo ongeveer deden allen vóór ons, zoo zullen allen weer na ons doen) lezen, bestudeeren, onderzoeken, ontleden of saambrengen en met óns tegenwoordig levensbewustzijn keuren. Zoo moeten wij met geest, ziel, zinnen en verbeelding gescherpt, plaats-gehadhebbende, — soms zeer gecompliceerde — feiten op godsdienstig, maatschappelijk en staatkundig gebied, van honderd en duizend jaar her doorleven; ze opnieuw als een causaal, organisch gebeuren (ontwikkelingsgeschiedenis) in dat modern levensbewustzijn opnemen en in onderlingen samenhang verwerken. En zóó het beschrijvend deel der historie tot een verklarend deel maken. Doch op hetzelfde oogenblik werpen de historici hun breede schaduwen over eigen geschriften (Lord Acton).
Daarom is het voor een psychologisch historicus, mot een tijd-herscheppend vermogen als van een kunstenaar, noodzakelijk, de elementaire eigenschappen der mensche-lijke natuur, door alle ontwikkelings-stadia heen en in alle vermommende wisselings-gestalten, te herkennen, zonder verlammende scepsis en toch critisch.
IV
Zoo opgevat als creatief inzicht in een gewichtige periode der beschavingsgeschiedenis, is de studie van Prof. Huizinga over het probleem der Renaissance, zeer belangrijk en tegelijk een weinig halsstarrig, een weinig hoogmoedig, óók aristocratisch-conservatief uit het oogpunt eener sociale evolutie-leer. Zoo is ze juist door haar hartstochtelijken drang naar geschiedkundige on