OVER FRANCISCUS VAN ASSISI 61
phynsche Orde1). Deze man van zoete droomgezichten weende zich blind om de zwakheid der menschen. Hij begeerde geen Cardinalenpraal. Hij verafschuwde weelde, geld. Hij walgde van schraapzucht en koophandel. Stom stond hij tegenover bezit van prelaten, bisschoppen, die heerschten over uitgestrekte leengoederen... Al kende hij nimmer den ontzachlijken, zwarten haat van Dante tegen het sjacheren met kerkelijke waardigheden, zelfs waar het de Stedenhouders van Christus gold,.. . toch hekelde ook Franciscus inhaligheid.
De Archidiaconus Thomas Spalatensis verklaart, dat Franciscus' kleedij er vervuild uitzag; en dat hij zelf verscheen als een verachtelijk schepsel, met bleek, uit-gemagerd aangezicht. De christelijke mysticus in Franciscus, hunkerde naar openbaring der Mysteriën; naar ingeving, naar litteekens en wonden van Christus den Verlosser, op eigen uitgemergeld lichaam. In hem leefde de zuiverste zelfverloochening, maar nog méér een brandend, hevig-smachtend verlangen naar God, in wien hij alles bezat!
II
In zijn over-vroolijke, luchthartige jeugd (toén nog geen visioen van ״fratres minores"), dweepte de latere zelfkastijder van goddelijke genade, met de beschaving van Provence, met ridder-vertelsels, met liefderomantiek. Hij zelf leefde als ijdele en verkwistende minnezanger, en zwijmelde onder den zoeten saamklank van viool en harp. Hij zong de Fransche liefdesliederen der Troubadours, misschien zelfs de ״descort" mee. Hij zong tor