OVER FRANCISCUS VAN ASSISI 57
Het zon ook belachelijk zijn, zooveel schoonheid te willen loochenen of te hoonen (al is ze alleenlijk uit strenge keizers- en kerk-kunst geboren en niet uit volksdrang).
Schlumberger heeft in ״L'Épopée byzantine êt la fin du dixième siècle", haar scheppingskracht voldoende in het licht gesteld. Byzantium inderdaad, is door schei-dwaze verzenen-tegen-de-prikkel-slaanders, door tegenstrijdige beoordeelaars uiteengereten. Ch. Bayet, Ram-baud, hekelden reeds zekeren afschuw van Byzantijnsche beschaving en de laatste liet het Grieksche Keizerrijk in de Xe eeuw voor ons leven.
Na hem optredende cultuur- en kunstbeschouwers hebben dien arbeid versterkt. Nevens den zeer belangrijken Strzygowsky staat vooral Gateïel Millet, over: L'art byzantin, chap. 3, in dl. I van André Michel's ״Histoire de l'art". Hij karakteriseert: ״La culture grecque devait maintenir a Byzance non seulement le sentiment du style, mais aussi le gout de la mythologie figurée". Hij verdedigt verzoenend de Byzantijnsche kunst, in ״'t sweet syns aenschyns" en toch zonder ve-hementie1). Hij erkent: ״Peut-être, en effet, intéresse-t-il plus 1'historien qu'il n'émeut 1'artiste: les chefs-d'oeuvre que Byzance nous a laissés la placent tres haut dans 1'ordre de 1'intelligence, car a ses mathématiciens, èb ses chimistes elle dut la réussite merveilleuse de sa ״Grande Église" et de ses émaux".
Ook Aug. Yermeylen is koen bewonderaar van de Byzantijnsche kunst.
Dr. Jan Romein neemt hetzelfde standpunt in (zie
5
1 J Een zeer uitvoerig en merkwaardig hoofdstuk schreef Van Marie in zijn ״The Development of the Italian Schools of Painting", over: Byzantine art and Franciscan influences, during the XIII century, in Pisa, enz.. , . p. 257 dl. I. Vgl. ook Cotterill, ״Italië in de Middeleeuwen", p. 243.