OVER FRANCISCUS VAN ASSISI 55
XI
In het begrip ״handeling", in de schilderkunst, ligt door den aard der kunst zelve, een beperking opgesloten. Alle schilderkunst met ,,handeling", die zich van het waarneembare uit verinnerlijkt, iedere „actie" die zich van het innerlijke uit noodig heeft te veruiterlijken, brengt verlaging en verslapping van schoonheid. Wat voor begaafde kunsthistorici van heden, in Giotto als grootheid geldt: dat de Florentijn zijn gestalten het leven1), gebaren het spreken; dat hij compositorisch, verhoudingen in onderwerp en geval, klaar weergaf, — dat zal bij toekomstige beoordeelaars, die met „actie" iets geheel anders bedoelen, iets oneindig veel diepers en innerlijkers dan de beschouwers van vroeger en tegenwoordig, later juist tégen hem gelden als een zwakheid en een scheppings-machteloosheid.
Het groote, het blijvende in Giotto's arbeid, bestaat niet in „handeling", niet in „sprekende" gebaren zijner figuren, niet in lossere, vrijer gestyleerde natuurlijkheid zijner gestalten, doch in zijn verwerping van het leeg-oostersch ceremonieel, van het versteende in de Byzan-tijnsche kunst; bestaat in zijn uitwissching van Byzan-tijnsche vormen en conventiën1). Cimabuë (Giovanni