OVER FRANCISCUS VAN ASSISI 53
geweest. Maar dat Franciscus' gevoel — het allerheiligste en zuiver-mystische der Middeleeuwen — de atmospheer zélve van Giotto's kunst zou zijn, gelijk de overigens zoo klaar, geestelijk-indringende zieledoorgronder Aug. Ver-meylen in zijn ״Geschiedenis der Europeesche plastiek en schilderkunst" verklaart, loochenen wij met alle kracht. En ook wat John Symonds over Giotto schrijft in zijn ״Renaissance in Italy", lijkt mij valsch, opgeschroefd en rhetorisch.
Vader Franciscus, in zelfvergetelheid, genoot de Communie met de heele natuur, onzegbaar veel dieper, in hartstochtelijker geluksspheer dan Giotto. Zooals Franciscus hemel en aarde beminde (onbewust Pythagoreïsch) in cosmischen zwijmel en toch weer onder huiverend besef van God's almacht; zooals hij vogels, boomen en dieren liefhad, zoo teer en hevig en tegelijk goddelijk, zoo roerde het nooit binnen in Giotto. Ontleedt Giotto's landschap in de compositorische elementen, en ge ervaart het onmiddellijk. Giotto's natuur-in-het-landschap, is zonder de heilige levensdrift van Franciscus gegrepen. Giotto voelde den mineur-toonaard der ziel nauwelijks1).
Het mystisch-emotioneele ontbreekt en de geaetheri-seerde reinheid van Franciscus' hymnische woorden. Schoon de figuur-groepeering in het landschap realistisch en vrij is, bleef Giotto's visie op de natuur, traditioneel als bij alle Italiaansche Primitieven.
De critiek der toekomst zal eens geheel breken met antiek, byzantijnseh, middeleeuwsch denken en modern denken. Ze zal in Goethe's juridicties, in zijn vergissingen en dwalingen over antieke Italiaansche, Middeleeuwsch-
') Goethe karakteriseerde zuiver het wezen van de mineur. . .: ״Die Sehnsucht, die nach auszen, in die Ferne strebt, sich aber melodisch in sich selbst beschränkt, erzeugt den Minor". (Band, 2, Aufs; 2, ״Kult. Thea, und Lit.-geseh.", p. 651).