24 GROOTE FIGUREN
mythisch blijken, dan kunnen deze dingen een geheel verkeerden kijk geven op innerlijke vermogens van zulke wezens. Wat Franciscus in verhevenheid dichtte, dacht, beleefde en uitsprak, moet toch van ״hem" geweest zijn. Is het dichtsel, of woord — in Franciscus' extatische wezen vleesoh geworden, — van een ander, dan vertroebelt onze voorstelling. Onmisbaar dus, geschiedkundige bronnenstudie.
Maar toch moet de St. Franciscus-beelder uit een tweede gezicht, symbolisch herscheppen en de figuur geestelijk „zien"! Hij moet uit de diepte der bovenzinnelijke legende en werkelijkheid, met instinctief besef scheiden en verbinden. En zoo gaat hij dan dwars door „Geschriften" van Franciscus, dwars door „Breviers", „Eedevoeringen", „Legenda Antiqua", „Speculum", „Legende der Drie Genooten", „Actus", Celano, Bonaventura, Kronyken van Minderbroeders enz. En hij geeft „zijn" Franciscus"!
O VEE FBANCISCUS I
Franciscus, een mysticus-monnik, uit schijnbaar lichtzinnig vleesch ontplooid; een Godsontroerde, een dithy-rambicus van het Absolute, die begon onder het stille huttenloof van Portiuncula en er weer wegschool bij zijn extatisch sterven. Een zoete heilige, in éigen innerlijk wezen sacramenteel, omglansd van legende en verdichtsel; een ziels-nederige, die zich zelf den kleinen, armen Broeder Franciscus noemde en zonder kleverige weekheid, in armoede begeerde den Allerhoogsten Heer Jezus Christus te volgen. Een argeloos-lief natuurprediker