114 GROOTE FIGUREN
harten der onwetende menschen zelden. Er was geen reikhalzend proletariaat en er bestond geen erbarmende levensvisie op eigen beklemd tijdgebeuren. De Oordeelsdag spookte tragisch en barbaarsch in het brein van den landlooper, bedelaar, afgebeulden zwoeger, edelman of ridder; bracht verneveling, angst, helle-visioenen, het eeuwige Vuur, de eeuwige Doemenis! De kerk, in het begin der dertiende eeuw, stond voor crisissen; kapitaalmacht begon te groeien. Welstand der steden nam toe maar bracht ook verderf, afval en geestelijken nood mee. Toen kwam haar Eranciscus met zijn heroïek en zelfverloochening te hulp. Maar de arbeidende menschheid van nu, godlof, staat anders tegenover de Samenleving. Ook het revolutionair proletariaat is zich bewust geworden van zijn krampachtige worstelingen, van zijn hoogere menschelijkheid. Het schuifelt niet meer terug naar de schaduwen van Rome's catacomben. Van alles wat zevenhonderd jaar geleden Franciscus, in zijn pathetische of cosmisch-geestelijke gezangen, in zijn religieuse levensdrift, in geweldigheid van ziel en hart reformatorisch als zending begeerde en met almachtige jubel-blijdschap tot uiting bracht, in een veroverend rhytmus, kunnen socialisten en met-socialisten, stof-vergoders en niet-stofvergoders ontzachlijk veel leeren. Dit religieuse genie maakte door zijn armoe-leven, zijn apostolische werkdadigheid, reeds alle vroomheids-praal om zich heen tot monsterlijke onwaarachtigheid. Trots ging hij tusschen de sterken, maar deemoedig en opofferend was zijn gang onder de kleinen. Zoo ziet hem Imle en zoo is Franciscus: teeder, liefdevol, vrouwelijk-gevoelig, koen en oneindig-goed, door een grenzenloos zelfvertrouwen bezield, anderen bezielend. En naar Tilemann opmerkt, altijd gekweld door de elementaire kracht van zijn preekdrift, die vaak de grenzen der extase raakte. In gebed overviel