49
ie ermee voor had. Geen kwaad idee. Nou maar eerst weer goed met haar, langs Suus, en dan zou ie maar 'n beetje door de vingers zien wat ze intusschen deed, zoolang ie nog niet den baas van Hols gesproken had.
DERDE HOOFDSTUK.
Op den hollen, uitgedonkerden winkel van Bresser, zat alleen Zeelt 's avonds na te werken, ingespannen gebukt-loerend, met brandende oogen op z'n kleine, bewerkelijke chips *), achter flak-kerlicht van de gasstang, dat trillend weerkaatste in bleek-geel-rossigen schijn op den koperen ketel van z'n bak, opgezogen week uit lichtordenaal. Hij was de eenige die na kwam werken, met 'n halfwas die 'm helpen moest 's avonds, omdat ie overdag bij hèm leerde, maar uit meelij al om acht uur naar huis was gestuurd. Als ie z'n avonden niet bij 't dagwerk trok, kon ie heelemaal niets verdienen. Al drie jaar leefde 'n heel huishouên van hèm. Z'n vader was jong gestorven, en had z'n moeder met vier kinderen doodarm achtergelaten. Van z'n zeventiende jaar werkte ie als 'n slaaf, nam als oudste zoon, nog kind bijna, vaderplichten op z'n schouêrs, maar beklaagde zich nooit.
't Was de vijfde avond van de week al dat ie nawerkte, om zes uur van den winkel naar huis ging, 'n half uur ruim te loopen had, gauw eten insloeg, dan weer onmiddellijk opstapte, om tegen half acht weer op den winkel te zijn, tot half twaaf. Werk meenemen, om 't thuis af te maken, zooals de meeste knechten deden, mocht ie niet; daar was ie nog te kort voor bij Bresser. Eva had't gewild, maar Bresser zelf weigerde, opgestookt en valsch voorgelicht door Lepper en Rozijn, ook omdat ie zelf Zeelt niet goed kon uitstaan, en ie zooiets gehoord had van z'n socialerigheid.
Vanavond was Zeelt door hondenweer heengestapt, 't Orkaande, en de regen draaikolkte in razende buien de lucht uit; hevig winterweer, dat, beukend met fel-gierende windrukken en sliertend-suize-lenden zwiepslag, door de donkere straten kletterde of opwoei in warrelwind, ratelende hagelkogels, nat-donkere vlammen van uit-laaiende regenwolken. Zeelt was blij dat ie eindelijk hoog-en-nat op den werktoren aangeland was. Nou zat ie al twee uur moederziel alleen, met overal om 'm stilte van naargeestige en droef-holle werkplaats, leege banken en beduisterde tafels, waar uitgedoofde lichtballonnen als bleeke bolkoppen uitschemerden. Vlak voor 'm dreigden rechtop de hoog uitgebouwde ruiten, pikzwart omvloerst van smorend duister hemelgeraas. Zijn tafel alleen lichtte óp in den werkstillen, uitgeraasden winkel, in onrustige lampflikkering, door
') Slechte en meest bewerkelijke grondstof onder diamantsoorten.