Levensgang, tweede deel

Titel
Levensgang, tweede deel

Jaar
1905

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
198



47

Eva kón niet meer. In den mond van haar vader vond ze 't nu niet erg meer dat gescheld op Hols, want z'n vreeselijke angst, dat ze iets doen zou dat 'm benadeelen kon, maakte 'm oprecht aan alle kanten, deed 'm uitstooten z'n centenhartstocht, onbedekt, rauw, in angstmoment zooals ie 't begeerde. Hols te verdedigen vond ze te mal, te aanstellerig nu tegen zoo'n man, maar wat ze niet langer hooren wou, was dat opdringen van echtgenooten die ze niet kon luchten.

— Met al dat gezeur komt u niets verder... of meneer Lieman vijf ton of niets heeft,... en of ie advokaat is of niét, daar geef 'k niéts om.. . dat heb ik u al duizend maal gezegd ! .. . en nét zoo dokter Mopkes... ik vind 't heele beste mensche, maar toch w i 1 'k er niet heen ... ik zeg u dat nou voor 't laatst!

— Zóó madam, zóó !. ., 'n küns ! .. . ü spreekt liever mit die frotte sosiaal!... maar heb wéér 't hart en laat 'm hier !... Weetje dan nie meer dat datzelfde stuk slijper me al es 'n mep op m'n borst gegeve hét, omdat 'k 'm gezegd heb dat ie z'n sigaar uit' z'n mond mot doen .. . verlede jaar ?

— Dat is niet waar !... u hebt 'm niets verzocht!. . . hij was voor 't éérst hier, en toen wou ie over de drempel van de makelaarswachtkamer gaan, toen u net aankwam ... toen hebt ü 'm achteruit gestompt en de sigaar uit z'n mond geslage!

— Dat liég je ! .. . god-zal-me-verdomme !...

— U liegt!. ..

— Dat liég je, godverdomme! — krijschte Bresser woester.

— Ik zeg 't zooals 'k zélf gezièn heb... . ü liegt! ...

Weer bonsten kloppen op 't loketje neer, en weer moest Bresser smoren z'n drift. Twee makelaars stonden ervoor. Eén uit de wachtkamer, Bressers gezicht achter 't luikje ziend, kwam ook aanhollen, zeggend dat ie maar liever over 'n half uurtje terugkwam.

— Dan is je beurt verkeke !... as je godverdomme geen geduld meer hét, donder dan op!

De makelaar stapte nijdig weer naar binnen, gevolgd door de twee die pas aangekomen waren. Achter hen sloeg dicht kantoorloket, in nijd-ruk van Bresser.

— Afijn, wat heb ik mit al dat gedonder van nóódig! .. . in 't goéie ken 'k niks bij je gedaan krijge... dat zie 'k wel.. . dan maar in 't kwaje !... nog ereis verbied 'k je . .. heb niet 't hart, en haal me de werklui op mijn kantoor, .. . want zoowaar as 'k leef,... ik gooi jou m i t de werklui d'r af!... Ik heb wel gehoord wat die Hols mit je gesproke het! ... die jonge is krankzinnig !. . . die mot opgepikt in de kast! .,. of ze motte 'm naa Meerenber-rig sture!

Eva had haar stoel naar achteren geschoven, was ook opgestaan. Ze kón 'm niet meer voor zich zien.

— Ik vind 't gemeen van u, dat u ons zoo aan de deur beluisterd hebt!... dat is laf!... had u binne gekome, we hadde geen geheime!...

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.