Levensgang, tweede deel

Titel
Levensgang, tweede deel

Jaar
1905

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
198



— Ga maar 'n oogenblikkie naa de wachtkamer!... za־je daar roépe!

— Ik mot alleen maar 'n paar lappies afgeve meneer!

— O, ga jij dan maar wachte op de werkplaats tot 'k je roep! — 't Was 'n slijper.

Z'n eerste uitvalsdrift was nu bekoeld, maar 't zenuwprikkelde heet in 'm van 'n woede die geen uitweg nog had genomen. Hij wou den slijper achter 't loketje wel smoren, en zóó uitvallen als ie eerst gewild had kon ie niet meer; die drift, dat heftige was weg, hij moest zich weer terugdenken in haar woorden. En w־as 't nou niet beter maar Eva langs 'n zoet lijntje te halen, ze had zoo'n ijzeren kop, ze kon 'm zooveel benadeelen, en 't liefst van alles bleef ie goed met 'r, nü juist, nu ie op reis ging en alles door haar handen moest. Laat ze n't nou maar chmeigel noemen, hij zou 'r toch maar zacht aanspreken, dat was beter.

— Eef, — zei ie met onderworpen weekheid in z'n stem, als iemand die 'n hevig ongeluk stil-berustend doorleeft, — ik ken toch nie kwaad op je worde, al wil 'k,... je weet wat 'n opofferinge ik me getroost heb, om je te late leere... recht alles in de wijreld,... alle tale, muziek, al wat je maar wou,... en nooit hèt 't me begroot... Eef luister naa je vader,... je bint toch m'n oogappel... onteer je vader en je moeder niet,... geef je niet af mit die goj... wij zijn toch jóde... wat hè je an zoo'n jonge,... jaa, je ken daar mit 'm spréke,... wat-je zegt verstaat ie niet eens... daar bi-je veel te fijn voor opgevoed,... en... ne 't is 'n schandaal voor deknèchte, voor de familje,... strak gaat-ie me zegge, jij het hèm angehaald... Toe Eef... Iaat je niet bidde en smeeke,... je vader is je toch óók wat waard,... en je moeder, die je lief hêt als 't licht van 'r oóge,... maak ons niet ongelukkig,... wees niet zoo koppig en doe wat we wille... je het toch alle vrijheid... je ken doen en late wat je wil... mijn goed is toch ook jóu goed... maar geef je niet af mit die Hols... wat hê-je d'ran.

Bresser had zich tranen in z'n oogen gewerkt. Hij huilde om zich zelf, en z'n stem haperde van sentimenteel-gebeef; ontroerde oogen vochtigden nat achter z'n bril, die ie afnam, en deemoed-klein kwam ie staan naast Eva, in meelij-houding, ingezakt, zonder bril, kijkend met iets stars op haar neer, alsof ie 'r heelemaal verteederen wou.

Maar Eva kende die streken, wist dat 't was onmacht, meer tranen van straks niet geluchte woede, dan uit gevoel voor haar. Toch zou z'm niet verbitteren nu, in z'n opgewondenheid, maar ook niet huichelen.

— Pa, ik wil graag dat u me juist daarin vrijheid laat... ik doe 'r niemand oneer mee,... wat de familie en de knechts aangaat, die kunne me geen zier schele... Als ik nu toch uw oogappel ben,... zooals u zegt, dan moet u u eige dochter toch 'n beetje leere kenne... U hebt niets kwaads 'te zegge van mijn zake, wel?... ik doe genoeg m'n plicht, dat hebt u zelf al honderd maal verteld, 'k verzuim geen minuut... laat u mij nu volle vrijheid, daar buiten te

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.