Levensgang, tweede deel

Titel
Levensgang, tweede deel

Jaar
1905

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
198



41

neerfluisterde 't klagelijkst gezucht, geheimzinniger, dieper vervloeiend in zoet-flonkerende vermenging van hemelstemmen, als 'n smeltende nimfjeszang, vèr over de zee, aanzuchtend nauw op bevend snarenraam van windharpen, lok-zang in verstommend ontróerenden klaagtoon. En dan weer de stijging, waar uitscheurde menschhartstocht, gezucht dat aandrong daar uit 'n wereld van vreeslijke smart in donkere tonendiepte, in kruiszangen van weenende klanken 't hevigste hartzeer martelde, tot weer alles opfluisterde in 't zalige windharpenspel, uit 'n kring van hemelsche flageoletjes, smeekende weemoedsstem, zoo zalig, dat alles in haar oploste tot één goddelijk liefdegefluisterj

II.

Den volgenden dag zat Eva al vroeg op kantoor voor de sorteer-tafel 'n partij na te zien. Bresser liep in gewoonte-onrust heen en weer, van en naar haar stoel, met 'n bleekig vertrokken gezicht, telkens zich in drift-opwelling wendend naar Eef, om 'r iets te zeggen, maar dan weer zich inhouênd, alsof ie niet durfde. Eindelijk zou ie 'r dan toch maar mee voor den dag komen. Nu ie 'n paar weken op reis moést, en alles weer aan Eva overgelaten werd, voelde ie zich rustig en toch angstig tegelijk, omdat ie iets op z'n hart had dat er draaide al 'n paar maanden, maar waar ie niet mee durfde aankomen. Want hij kende Eva, wist ook dat ie zich niet houên kon, en vóór ie wegging moest 't toch gezegd worden.

— Eef, hoor es.

Eva, die van z'n onrust-gezicht niets kon zien, omdat ze met den rug naar 'm toe zat, luisterde zonder iets te zeggen.

— Ke-je me geen antwoord géwe, Eef? — vroeg Bresser, spijtig 'n beetje, dat zoo koel z'n onthaal al was.

— Antwoord?... waarop?... ik luister... zegt u maar op wat u te zegge hebt.

— God kindlief, wat bi-je weer onverschillig!... an wat heb 'k dat toch te danke ?... werachteresgot as 'k hoogte van je ken krij-ge!... je bint toch m'n alles, m'n oogappel.

— Hè pa, zeurt u nou niet zoo lang, wat hebt u me te zegge?

Als Bresser zoo zoetsappig begon, wist Eva vooruit al dat 'r iets

ernstigs uitdraaide, maar dat geteem kon ze niet velen.

— Wat kort bi-je weer angebonde!... hoe ken 'n kind zoo 't tegendeel van z'n moeder weze ?... precies Suus!... de rechte sóórt!... één zachtheid al zachtheid!... as 'k dat eerder gewete had, dan had 'k je werachteresgot...

— Maar pa, teemt u nou zoo lang niet!... als u me wat te zegge hebt, zèg 't dan!... waarom nou eerst dat gepreek ?

— Gepreék ?.., ik préék niet Eef, ik zeg de waarheid, of je nou kwaad bint of niet!... vroeger hè-je alles voor me over gehad, en tegenswoordig bi-je bits, chnibbig!... voorwat, mag Joos wete !

't Kon 'r nog niet uit bij Bresser, want hij wist met wie ie begon,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.