Levensgang, tweede deel

Titel
Levensgang, tweede deel

Jaar
1905

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
198



37

dezelfde stuwkracht, 't zelfde leven en beginsel in voelde. Zooals ze waar had doorwerkt 't dier-zijn in den mensch, zooals 't op 'r gestort was uit dat boek van hitte en drift, en zij, uit zichzelf, de allegorie er van, verzinnebeeld in 't Faustbegeeren, had zien omwisselen voor haar bevende oogen tot rauwe tragiek van den dag, zóó was ook daar haar duidelijk, hoe 'n onwezenlijk gedramatizeer, geïdealizeer van geslachtsliefde, romantische benauwing aan 't zieleleven van elke vrouw moet geven. Zoo drong 'n reëelere kern door haar fantastisch begeer heen, zooals de Graal-ridder voor 'r was neergedaald in gestalte en stem van 'n gewoon werkman; zooals 't afzonderlijke, diep-smachtende gevoel naar iets opperst alleen zich kwam vertolken in zeer gewoon menschelijke klachten, maar zoo diep levend en waar, dat haar ook tóen weer die eenheid in gevoel voor werkelijkheid en 't ideale doorschokte; zooals ze de natuur had doordroomd in ruimte- en stemmingspracht, gevend kontakt met 't hoogst ideale, om later datzelfde leven in die natuur te zien in z'n kleinere vormen, even wonderlijk en goddelijk van takje, knopje, wordend blaadje, klein en subtiel-schoon in z'n geheimvollen, vacht-zachten, moeder-teêren groei, warm-diep verscholen, beschermd en gedekt; voelend toch dat al 't wezenlijke, 't gewone gekruip van wormen in stof, 't uitwerpen van mest en vetheid, eeuwig maar weer terugwisselden in geur en kleur, door dezelfde aarde waar al-sappen en stoffen samenleefden, om te laten groeien wondre dingen die ons zoo diep beroeren. Ook die eenheid in de natuur, dat opslurpen van stoffen door de menschen apart vuil gevonden, maar door de aarde en 't licht gekoesterd, omgetooverd in 'n al-kleurigen bloesemgroei van vruchten en planten, had haar den wezenlijken menschelijken aard van 'r eigen ziel en lichaam doen vasthouên. En al kon ze zich-zelf maar zwak dien levensgroei ontsluieren met haar luchtig weten, doorpeinsd had ze 't diep, zoodat ze ontzaglijke kracht vond in haar eigen karakter, door te voelen diepste harmonie tusschen dat wat de ziel wil, wat ze als verwer-kingsstof noodig heeft aan aardsche menschelijke stoffen, gewoon dierlijke driften, — die alleen apart bezien viezigheden worden, — om te laten bloeien de schoonste geestesbloemen van ons voelen en verbeelden.

En zoo bracht ze tot rust, midden in 't opgeurende lenteleven, dat ze zag ontkiemen en worden, den groei en woeling van haar eigen innerlijk, koesterde ze haar gedachten onder de aparte kleur van iederen nieuwen zonnedag. Om toch niet te zijn te veel met zich-zelf, ging ze verder met dwalen, zoeken en teekenen al wat ze kennen wou van binnen, En had ze eerst onder 't groote licht alles in de ruimte gezien, dan begon ze opnieuw te plukken, nam ze mee van alles 'n keur, wat 'r 't meest pakte. Want razend was ze met den wonderbouw en groei van ieder bloempje afzonderlijk, dat ze aan alle kanten bekeek en teekende, in al dieper gevoel, alle deeltjes, om 't vormenschoon, de lijntjes, de kleurtjes, deboogjes

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.