Levensgang, tweede deel

Titel
Levensgang, tweede deel

Jaar
1905

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
198



34

op haar villa, waarheen zij ging 'n maand eerder dan 't heele gezin, om uiterst voorzichtig over te dragen krioelenden rommel, waar ze 't minst buiten kon, en om haar kamer, waar de zee vóór duizelde, zoo min vreemd mogelijk te houên.

De voorbereidinkjes die ze dan heel alleen maakte, waren wel de goddelijkste genietingen van haar leven. Ze vond niets ontroerender en gelukkiger dan de lentekomst te begluren in 'r jongsten, teêrsten tooi — daar, in den omtrek van haar villa, in 't woeste duin-hart, aan den zee of boschweg rondom, altijd maar alleen. Ze ging dan gewoonlijk al tegen einde April, als er nog geen sterveling te zien was in de duinen, of aan strand van die opgesmukte, druk krioelende, blufferige badbezoekers, waar ze 't land aan zou hebben, als ze dat gewoel van al hun kleur-kleeren, japonnen en parasols niet prachtig vond soms in 't volle zonnegelaai van 'n gloei-zomerdag, met al die mooie, luchtig springende kindertjes, stoeiend en flapperend, met hun donkeren of lichten harengloed den wind in, langs 'n kokende zee. Maar liefst ging ze dan 's middags of 's morgens, bleef er overnachten, zooals ze dit met haar kantoorwerk kon regelen. In den omtrek, bij 'nboer dien ze goed kende, sliep ze dan en at ze, heelemaal gewoontjes meelevend in hun hutje, niet als 'n vlinderig-nieuwsgierig stadsdametje, peuterig-precies, neusoptrekkend om kleine viezigheidjes, maar meedoend en oplevend, flink, ongegeneerd-los en prettig-vrij, helpend 't vrouwtje in 't huishouên, haar meteen afleerend, in korte, duidelijke zinnetjes, schuchter ontzag voor 't dametje, door alles voor te doen, stevig en flink, met d'r teêr-blanke handjes aanpakkend wat er voorkwam. Want in zulke maanden wou ze alles ondergaan van 't landleven, genoot ze van 't kleinste in goddelijke opgeruimdheid, omdat alles weer terug viel in 'n diepe natuurstilte, in 'n rust die langzamerhand haar heele ziel kwam besluipen en haar geest overduizelen. — 's Morgens en 's avonds drong in 'r, 'n genot zoo diep en krachtig, zoo rijp, als haar daar alleen doorschokte, voelde ze, met 't herleefde zonlicht op 't gras en loof, en de nieuwe barstzwellende knoppen overal, 'n jeugd uit haar dartelen die 'r deed springen, lachen, zingen, luid-alleen, met d'r zilveren stem door de wijê lucht; haar lichaam gevend verrukkingsgratie, zwier en losheid; 'n dartelheid in beweging en gang, 'n lichtheid in stap, 'n speelsche geestigheid, iets iicht-trippelends, toch innig-ernstig opgeruimd, dat, met 't opklinken van de lentestem, ook juichend in 'r wegdroomen deed haar donker stadsleven rondom, als ze niet was opgesloten tusschen de muren van haar heilig tempeltje. Dan kon ze zichzelf be-tooien met al haar moois als ze liep, blij-licht den lente-adem inzuigend, zoo dauw-jong en teêr-zoet opstijgend óveral uit den groeienden, zacht-zonnigen geur-bodem. Dan ging ze in haar mooiste japponnen dwalen overal, in lichtend wit, in vroolijk gebloemde, luchtige mousselientjes, in donker rood, of licht-zeegroen-zijïge stof, in al gracieuzer mengeling van lijfjes, manteltjes en rokken, als 'n eenzame lentebruid de bloemen zoekend. Ze wou dan hebben al wat jonge lente de aarde

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.