Levensgang, tweede deel

Titel
Levensgang, tweede deel

Jaar
1905

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
198



29

trotsch, met zooveel zelfbewustzijn en inkrimpenden, terugschuifelenden angst voor overbluffiing. En zij, laat zij zich eens afvragen wat ze was naast hèm, wat ze wist en voelde bij dien man vergeleken ? Wat had ie gehuild om z'n beetje weten; wat roerend verteld van 'n leven waar ze nooit flauw aan gedacht had. Daar zat ze weer in haar kamer, met allemaal weelde-dingen; daar zat ze tusschen haar schilderijen en wilden rommel van kleuren en voorwerpen. Daar dreigde precies Beethovens gezicht op 'r neer, met 'n ernst dien ze nooit had voelen strakken in 'n mannekop als nu, voor 't eerst, net zoo bij Hols. Wat hing ie daar vreemd, met z'n mos-guirlanden van levende kleur, waarmee ze gisteren nog z'n portret omlijst had, om 't fluweel-diepe van den lichtgloed; met mos, dat ze op haar wandeling bij klonten van de boomen schraapte, zóo teer van kleur en zoo zacht gloed-schoon als ze nooit nog gezien had. Maar nou wou ze hèm zien, Hols, z'n stem hooren weer, en wat ie, heel eventjes maar, zoo goddelijk-verlegen, vertellen kon van zijn werken, zijn worstelen om iets te willen zijn, vatten.

Wat zag en doordrong ze 't nu, dat hij haar nieuw gevoel had ingestort, toen ie sprak van ellende rondom. Wat was er 'n snikkende, ingehouên, licht bevende droefnis in z'n stem gedaald, toen ie vertelde van z'n snakken naar iets edels en moois, maar dat hij en al z'n vrinden zoo beestig hard moesten werken. En hoe bitter-gewoon van simpele wreedheid had ie gesproken van z'n worsteling tegen vermoeienis en uitputting. Ja nu, nu had 't "r doorschokt, hevig, uitschreeuwend. Hij had 't gezegd, zoo zonder nare opwinding, zoo gewoon, gewoon, meer aanklacht dan klacht. Maar toen ie voor haar opriep 'n dag dat ie gezien had, vlak boven 'n kaarsenfabriek, de zon door 'n ochtend breken, met 'n vuurgloed verzengend schoor-steenen, huisrompen en rookdwarrelingen, en hoe teisterend helsch daar, achter die brandende nevels, dat zwart-verkoolde monster lag te hijgen en te dampen in zonnebloed, belichtend vroeg gezwoeg van vrouwen, zóó ver-lijkt dat ie 'r van gerild had; tóen was er iets grootsch, iets verbijsterend-geweldigs haar hersens ingeplet, en had ze eerst goed de smart van z'n stem, dat tragische geschrei en gesnik van z'n woord-ziel gehoord in z'n aangedane, beklemde heesch-heid. Toen had z'm zien strak worden, met dien ernst, hem zien stikken en bleek worden van prangende geslagenheid. Daarop, zoo langzaam als droomde ie, 't verhaal, met 'n gesmoorde opgewondenheid die uit z'n oogen vlamde, wat ie toen zelf ondergaan had z'n eigen fabriek instappende, dat af stond 'n eindje van 't kaarsmonster... En als zachte overgang uitdroomend:... dat ie eerst nog langs den weg 't vogeltjesgekweel had gehoord dien ochtend, dat 'm soms voor 'n oogenblik ópvroolijkte, maar dat ie toen gevloekt en geschreid en gelachen had om datzelfde gekweel,... z'n fabriek ingestapt was als met lood in z'n voeten. Wat woest-frisch, als scheurde ie zelf met z'n stem verteederende medelijdentjes om 'm weg, had ie 'r apart laten voelen, dat ze niet beklaagd willen worden;

II. 16

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.