Levensgang, tweede deel

Titel
Levensgang, tweede deel

Jaar
1905

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
198



io

ie ook dat oüe feit, dat er was 'n wereld van weelde, 'n klasse uitzuigers, genieters, en 'n veel grootere wereld, 'n ontzaglijke klasse van heel-, half- en kwart-hongerlijêrs, maar allemaal uitge-zogenen en neergetrapten, die dagelijks van hun arbeid worden bestolen, alleen in grof bekijk 't leven afslijten. En als er onder zijn wie 't zóo gaat, dat ze 'n ״fatsoenlijk" bestaan hebben, dan is dat zoogenaamde ״goed-fatsoenlijke" bestaan, op de keper beschouwd, maar larie. Want wat is dan 'n goed bestaan? Is dat voor één mensch wat anders als voor 'n anderen, voor 'n zwoeger anders als voor 'n prins ? Waarom ? Waarom ? Waarom 'n reuzegroep onder de menschen, direkt al bij de geboorte, 'n merk, 'n schandmerk meegegeven: bezitloos? Waarom zoo'n bestaan begonnen in armoe, waardoor ze al direkt moeten kruipen, likken, ondergeschikt zijn, vol kommer en angst voor hun leven als ze ouêr worden of ziek, heelemaal zonder iets, zonder arbeidskracht, die ze eerst nog van den doodhonger redde, overgegeven met huid en haar aan de lui die over alles beschikken ? En waren dat de goeien, de deugdzamen, de werkers, de levenskrachtige ideale naturen, waarvoor je kon knielen van eerbied?

Wat was ze anders, de bezittende klasse, als 't beest-achtige opzuig-monster van de beste krachten die zij, zwoegers in zich hadden ? Hein kon niet begrijpen dat iedere arbeider dit niet onmiddellijk inzag. Donders-nog-toe, zoo'n laagheid, zoo'n hebzucht, om 't grootste menschgedeelte te laten zwoegen, en 'n ander gemakkelijk en lui te zien genieten van arbeid van hun lijf, hun handen, arbeid van hun kinderen en vrouwen, van heele huishoudnesten, werkend voor genot van rijkelui's kinderen en vrouwen, waar zij naar kunnen kijken, die zich beschaven van hun werk, van hun zweet en bloed.

O, dat was om dol te worden als je 't goed naging, om stapelgek van woede en verhitting uit te roepen: wat 'n rotte maatschappij, wat 'n onzedelijk gezwabber, waar éen groep zóo kon zwijnen en genieten, zóo kan léeren en zich inleven in alles, op kosten van andere, veel grootere menschenmassa's, die ze kan dwingen te werken om niet dood te hongeren, ze opjaagt dat ze 't zweet van de lijven gutst, altijd rusteloos, bang voor den ouên dag, zwart van zorg en leef bekrimpingen, met den doodsangst in zich voor ziekte of werkeloosheid, vèr van geluk, rust, menschelijk leven. Of moest dat 't geluk zijn, vroeg ie zich af, dat krenterig-oppassende, braaf-huisvadertje-gespeel van 'n ״fatsoenlijk net" werkman, die nooit z'n vrouw ranselt, nette meubeltjes heeft, oppassend en beleefd is tegen z'n ״meerderen," wekelijks nog wat overlegt, zoo voor liefhebberij 'n kippenloopie heeft of 'n duivenhok, zich verkneuterend in z'n zondagsche rustuurtjes en de nieuwe kleertjes van de kinders. O, dat tam-tevreden, uitgestompte ras vervloekte ie heftig, dat geen ziel kent, geen snakken naar iets hoogers dan meubeltjes en duiven, en zondagsche rustuurtjes; 'n ras kerels dat niet opwil uit z'n paf-lekkere leefsoes en blijft mummelen op z'n fatsoenlijk broodje.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.