90 ARON LAGUNA
Morks (gebluft). Dus... dét... gróóter... dan wat je voor mfj voelt ?
L e a.
God Jan, kijk nou toch zoo verslagen niet — begrijp je dat dan niet? (fel). Nee-néé!... als ik m'n kind niet meekrijg, dan blijf ik, dan wil ik er niets, nooit... nóóit meer iets van hooren!
Morks.
En jij tóch zoo voortleven, naast hem ?
L e a (hevig gejaagd). Komt er niet op an — dit gaat vóór alles — mijn zwak, bleek tobbertje — mijn kind gaat vóór alles! — Zonder m'n jongen zou me alles vergald zijn. — God Jan ... spreek er niet van, dring er niet op aan — ik zou 'n hékel an je krijgen!
Morks (ontdaan).
Maar Lea!
Lea (zacht, bijna smeeteend). Stil dan Jan, stil dan... martel me dan niet — m'n kind, m'n jongetje is... nee... néé... daar k&n ik niet zonder!
Morks.
Nou begrijp ik je. — Soms voel ik mezélf een ellendeling in zijn huis. — Eerst een vriend, en nou... noü... neem ik 'm z'n vrouw af.
Lea (hevig). Leugen!... laffe zélfbeschuldiging I