ARON LAQUNA 63
Aron.
Och moeder... dat malle, gekke bijgeloof!
Lisa (dreigend). D£t voorspel ik je, joü en Lea...
L e a.
Móéder!... u windt u zoo vreeselijk óp! Lisa.
Jij?... Je vloekt je kind vóór 't schaap leeft! Aron.
Zóó mig u niet voortgaan moeder — ik zou een lafheid begaan.
Lisa (in hoogste opwinding).
Als m'n kleinkind géén besnijjenis krijgt Aroon... Aroon... dan voorspel ik je: geen rustige minuut zal je meer in je leven hebben — ik verdrink me vóór jullie oogen 1!
Baruch (zijn vrouw meetrekkend).
Bedddr toch Liezelief... beddir!... (duwt haar naar de tafel op een stoel. Een lange stilte).
Baruch (heel ernstig, bijna plechtig). Kijk eens meneer Morks... ü bent een Christen — u wéét niet... (met een angstigen nadruk op ieder woord) hoé verschrikkelijk het voor óns — voor ons Jóden is — een kind niét te laten besnijjen. Meneer Morks, dat is een gruwel,... een gruwel... érger, warachtig érger, dan het