60 ARON LAGUNA
Lisa (verteederd).
Je vader is voor jullie geweest... een éngel!
A r o n (brusk).
Goed dan vader... voor den dag ermée! — Als het kindje komt en het is een jongen... dan... (aarzelend weer) géén besnijdenis!
Lisa springt met een gil overeind en ook Baruch staat ontsteld op.
Baruch (ontzet; bevend).
Ddt meen je niet Aron ...
A r o n (schuw).
U ként me vader.
Baruch (verslagen). 't... 't jongetje... zou naar mij hieten!...
Aron.
Ja vader.
Baruch (hevig ontroerd).
Mijn ... éérste... kleinkind!...
Aron.
Het kind van Léa vader!
Baruch zinkt inéén, sprakeloos.
Lisa (naar haar zoon toespringend).
Aroon... Aróón, jóngen!... ik sméék je doe dit niet — het zou mijn dood zijn en de dood van je vader!