53 ARON LAGUNA
B a r u c h.
Zeker Aroon. — Tóch zit je aan mij vast, met je hééle wezen,... met je hééle menschelijke hebben en houwen!... We zijn geworden, in dlles... tégenstellingen. — Goed... Waar... wddr. — Tóch zijn we hetzélfde in onze natuur. — Wat ik denk, wat ik voel,... denk en voel jij niet meer.
A r o n.
Vader, wat ik vroeger sdmen in 't geloof met u doorleefd heb,... u weet 't... ik ben er heele-maal van vervreemd. — Zit ik nou tóch aan u vast?
B a r u c h (hartstochtelijk).
Ja-jd!... met je bloed, met je aanleg,.. en... en... je karakter, je... innerlijk!... We zijn één soort mensch, al denken en doen we geheel verschillend!
A r o n.
Maar fk leef alléén voor 't socialisme — ik heb dl mijn studie middenin dfgebroken.
B a r u c h (droef). Dat heeft me toen diep gegriefd.
A r o n (zijn ontroering wegduwend).
Het speet me vader, maar ik moést m'n overtuiging uitspreken.
B a r u c h. Ik heb ze geëerbiedigd.