ARON LAGUNA 33
Nathan.
Jullie — mit jullie loopie van hempie-raak-me-buikie-niet — jullie heb veels te lang op fluweele stoele gezetel
Mevr. P a r e i r a (sarrend). Och, och... wät je zegt!... Ze moste jou na 'n sjmoesklooster sturef
Nathan.
O-zoo!... maakt mijn daar overwootel!... Onder jullie •.. binne de rijke te rijk en de arreme te ärm!
Mevr. P a r e i r a (spottend). Och-och... nooit gehoord, zoolang de waereld staat.
Nathan.
Eén is 'r... wäär óók!... die loopt al van z'n achttiende é... é... é... tut z'n zestigste... ruim veertig jaar lang, iedere dag die God geeft... mit 'n hoog-zijt-gij!... Natüürlijk... een échte fietse-foune,... 'n kleinzeerige hidalgo... Jammer... hij spreekt geen droppel Spaansch!... Veertig jaar lang draagt ie äls één soort overjas, één soort winterjas en eeuwig-en-altijd jas-broek-vest van hetzelfde stof!... Die wil zich niet zien verandere, uit angst dat ie ouwer wordt. — Die hept maar één gebrek... dat ie 's avonds ouwer is dan semorgens!
Mevr. Pareira.
Och-och!...
3