29 ARON LAGUNA
ELFDE TOONEEL.
Judith komt op en gaat vriendelijk naar Nathan.
J u d i t h (heel hartelijk). Ddg oom Nathan!
Nathan.
Dég me Roodkappie!... (met de handen voor den mond). Wat 'n meid!... Jij hoef geen lépel staal hoor ?... Wat 'n kostelijk kind!... en zoo van niks begonne !... Judith... 'n kluch!... Daar het je oom gisterd een twintegie uit de honderdduizend getrokke — loopt ie me geregeld op watjes !...
Judith.
U méént het ?
Nathan.
Mééne?... Nö-néé!____Al me zenewe zitte d'r
lós van !... Het niet ieder mensch z'n tyje-van-oogenblikke?... Zeg, wat ik zegge wou?... Wille ze me alléénig uitbetale — mit permissie —
in allemaal hallefies, verstd je?____Jd, ik bin
begiéte! — Heb 'k gezegd, mit zóó'n bors: da's niks voor een Portegies die een schroon-zuster het van noblezze,... afstammeling (spot-tend-snel) van Don-Orobio-Prado-Y-de-Lima-de Franseca-Y-Ribera!
Baruch.
N&than, N&than... wat sla je weer dóór! — Kenne zij helpe dat ze verminderd binne?.., Er is wild ho/it dat aan de levende boom niet