102 ARON LAGUNA
A r o n.
Wat ik... strdks zei... is in 't algeméén waar — maar het geldt jou niet...
M o r k s.
Dat wist ik, al waren je beleedigingen striemend. A r o n.
Het kookte in me... ik werd gék toen je me tartte! — Nu begrijp ik alles... béter. — Lea is... zoo'n zuiver mensch, (hij wil huilen, maar bedwingt zich. Hevig ontroerd). Ik ben ... nee... néé... ik kén ... ik kan niets zeggen!
M o r k s. Spreek je toch eens uit, kerel!
A r o n (smartelijk).
Ze was... (aarzelend) ook voor mij... Alles Morks, in stilte •.. mét m'n werk — maar ik zéi 't niet.
Morks. Ook zwijgen kan krenken.
A r o n.
Toen ik toegegeven had — toén... met de besnijdenis van mijn ziekelijke Baruchje — was ze al heelemaal veranderd.
Morks.
Niet waar Aron — ze vond het alleen een vreemde zwakheid in jou, gesloten krachtmensch.