100 ARON LAGUNA
Lea (plotseling naar voren tredend met geweldige kracht). Aron, ik heb je nog nooit op één woord leugen betrapt. — Maar noti zeg ik je dat je liegt, geméén liegt! — Als het w&Ar is dat je alles gehoord hebt, dan wéét je ook hoe we tegenover elkaar staan, ik... en Jan.
Aron.
Zwijg!... Het is altijd een laffe sluiper die dét verbergt!
Lea.
O... o!... noü wordt alles goor en slecht! — Ikzélf heb Morks het éérst over alles gesproken. — Over mijn inzinkend, mijn doodsch leven naast jou.
Aron (ontsteld). Jij ? ... jij 't éérst?... (smartelijk). Hoe kón je! (,zich streng herstellend). Nee,... néé, ik wil niets meer vragen — ik ben gek van,... van... van drift! — Nou herinner ik me... ja... k... (snijdend ironisch). Ik hoorde... juist... ik gaf je geen vertier en geen vroolijkheid?...
Lea.
Och Aron... als je 't zóó herhaalt is 't een bespótting! — Je was zoo goéd voor me. — En toch... en tóch... keek je nooit naar me om. — Wat ik deed... wat ik verlangde... wat ik voelde... je vroeg er nooit naar! — Je leefde voor je werk, je werk alléén! — Ik voel... o, lach niet Aron... ik voelde je kracht. — Ik bewonder je, maar ik heb je niet voor mij... als mdn —