98 ARON LAGUNA
M o r k s (wild op Aron aanvliegend). Aron... ga niet te vér!... je vergéét je! Aron.
Dan ben ik niet de éénige die zich vergeet! L e a.
Dat is gemeen Aron!
Aron (tot Morks).
Jij behoort tot het slag mooipraters, die ons volk vergiftigen en die de revolutionaire rederijkerij in onze partij gebracht hebben. Ik vericht je rhetoriek!
Morks.
Je bent gék!
Aron.
Dat wds ik. — Wee, wéé als gebeuren zou, wat je het volk voorhoudt, held op houten beenen! — Je zou zélf de stuipen krijgen van angst!
Morks {wild). Kan ik óók wat zeggen?
Aron (hoonend). Kon je maar eens iets niét zeggen. — Je bent verliefd op je eigen lekkere, mooie vergaderingswoorden, op je smeulende zinnen... je ópge■־,־' dirkte beelden!
Morks (valsch-lachend). Typisch... typisch... het loopt hier over je vrotiw.