67
heenzien, ze kón het niet dulden, ze vloekte er tegen en spoog erop. Ze bezwoer Corry dat ze liever nog zat, 's zomersavonds, op een vuil stoeltje in een stinkende steeg, maar vrij, met een eerlijk brok verdiend brood, dan in de mooi-opgeflikte salons, met de slavernij en de walgelijke vernederings-plichten van een hoer.
Dien's stem huilde weer gesmoord en Corry zag dat ze heel bleek was.
— Is d'r dan nie,... aarzelde haar vraag,... sooveul as ... as 'n tehuis voor gevalle ...
— Aboe, swijg!... beet Dien driftig uit. Ze rilde ... Dan liever dadelijk een strop om.
Dien wou terug en stapte op de tram bij een lijn-drie-halte. De avond donkerde dicht over den Jordaan, toen Corry voor haar huis, hoek Lindenstraat, stond. De armoe-buurt walmde grauw en over de scheeve gevels groezelde een rookerig zwart.
Zoo ontdaan en stil, had moeder Nel nog nooit haar onverschillige dochter zien inzwaaien. En Corry zelve leefde dagen na de ontmoeting met Dien nog in sombere bedenksels en angst-gedachten die ze maar niet kwijt kon worden. Zelfs in de schijnpret en opgewondenheid met buurtmeiden onder elkander, bleef de bleeke en trooste-looze Dien vóór Corry's oogen schimmen.
II.
Frans Leerlap, Corry's vader, scharrelde op zijn eng vlierinkje, rond zijn duivenplat. Zijn eens gebroken been, bij een val van de til, stak vandaag als een giftige assegaai. Dat voorspelde weer regen en Noordewind. Nou wat droppoeier slikken en wat opodeldok wrijven, anders hield hij zijn barometer-poot weer een week met zware pijnen. Of kruiepap, zei zijn schoonzuster Neel Burk altijd; maar die kon zijn wijf niet bereiden. Hij had toch geen zeer, schold ze driftig. Zijn duiven gaven hem van
5'