IO
nu ze twintig was, nóg niet afgeleerd. Met een zingenden lach-roep:... Ga je mee... naar Lutjebroek,... staat je gooser op de hoek!... schoot ze inéén van Jet's zij tus-schen een drom volk weg, de Binnen-Oranjestraat in. Ze had in de verte, onder een hartbons, Mooie Karel's lenige gestalte meenen te zien, vlak bij de Willemstraat-brug. Joden Jet stond geslagen met haar schriel lijf alléén in daverende volte der volkswijk op den zonnigen Aprildag, alleen in haar vuil-gelen mantel, telkens door straatjongens uitgescholden om haar dwaas, groen stroohoedje, waar boven, op slappen stengel, een nagebootste geranium bungelde, als een omgekantelde, vuurroode hanekam. Nou was ze weer door die duvelmeid voor haar neus getikt. Als een vuurpijl... pssst... wég! Zoo een mooie saleman-der! — Die wist haar zoetje en zuurtje wel zélf op te rakkelen. Ze spoog in soep die naar den rook smaakte. Alles moest éérste klas en dan nog cadeau of voor een krats. Maar wat had ze een goddelijk blank velletje... en wat een knar haar! Ze had nog nooit zoo een aanhaalderig-mooie meid uit het volk gezien. Dat moest haar compagnon, De Bochel toch ereis kneisen. Daarbij liep hem een luis
over de lever,___dat was vast! Thee van den Sjah van
Persië zou dat niesse nog ereis drinken, dat dorst zij voorspellen; óf ze zou zich verzuipen als haar pols te hard stond,... óf onder het galf van een souteneur ineenkrimpen. Tsja!... tsja!... wat een meid! Hoelang loerde zij nu al niet op die heerlijke krullemie? Vijf kaartjes had ze Corry al afgegeven: Jetje Breems,... besteedster... Nes. Een week had het geduurd eér ze zich wou laten toespreken. Zoo een madame! Als ze dié meid plaatste... kon ze vragen wat ze wou, onverschillig in een bordeel, als kellnerin, buffetjuffrouw, op de bühne... overal. Maar zoo brutaal en gewikst als die shikse was! Je zou van haar test een spaarpot willen slaan! Tóch moest ze vol-
Knar: kop. — Kneisen: zien. — Niesse: meid. — Galf: mes. — shikse: christen-vrouw.